Kerel schiet op verscheidene familieleden

Krantenkop uit 1934 met als titel 'Te St-Jans-Molenbeek schiet een kerel op verscheidene familieleden'

Van held naar antiheld?

Te Sint-Jans-Molenbeek schiet een kerel op verscheidene familieleden’. ‘Een waanzinnige lost revolverschoten op familieleden’. ‘De capriolen van een onevenwichtige man’. ‘Drama te Sint-Jans-Molenbeek’. ‘Onevenwichtige man schiet op schoonfamilie in Sint-Jans-Molenbeek’. Zo luiden enkele Belgische krantenkoppen van donderdag 23 augustus 1934. Voorpaginanieuws in Het Laatste Nieuws en Het Nieuwsblad.

Ze gaan over mijn betovergrootoom Léon Dreissen. Niet iets om fier over te zijn. En toch is hij een held, zoals ik mijn vorige twee blogberichten heb verteld. Samen met zijn broer Jérôme had hij tijdens de oorlog een clandestiene correspondentiedienst opgericht voor frontsoldaten en hun families. Hiervoor had hij, net als zijn broer, het Ridderkruis van de Orde van Leopold II ontvangen. Léon Dreissen toont nu de andere kant van de medaille. Van held naar antiheld.

Wie is Léon Dreissen?

  • Geboren op 10 april 1879 in Brussel
  • Jongere broer van Jérôme Dreissen (mijn betovergrootvader)
  • In 1906 gehuwd met Natalie Van Ransbeeck
  • Ambtenaar bij het Ministerie ‘Bruggen en Wegen’
  • In 1914 soldaat (8 linie 1/III) in het Belgisch leger
  • Organiseerde tijdens de Eerste Wereldoorlog met broer Jérôme een clandestiene correspondentiedienst voor de Belgische soldaten en hun familieleden in België en buitenland
  • Ontving in 1920 – net als zijn broer Jérôme – het Ridderkruis van de Orde van Leopold II met lint met gouden streep

Wat is er nu gebeurd?

Léon Dreissen schiet op schoonfamilie

Op dinsdagavond 21 augustus 1934 trok de 55-jarige Léon Dreissen, die op dat moment in Sint-Martens-Bodegem (Dilbeek) woonde, naar zijn schoonbroer en schoonzus in Sint-Jans-Molenbeek. Zijn schoonbroer, François Van Ransbeeck, was horlogemaker en juwelier en werkte in de zaak die hij van zijn vader had overgenomen, gelegen op de Gentsesteenweg 13 in Sint-Jans-Molenbeek. Léon was van plan om een slepende erfenisdiscussie eens definitief uit te klaren…

De dag voordien, maandagavond, was Léon Dreissen nog naar Rijsel (Noord-Frankrijk, een goede 100 km van zijn woonplaats) gereden om er een revolver en 25 kogels te kopen.

Aangekomen in Sint-Jans-Molenbeek, stormde Léon Dreissen de juweelzaak Van Ransbeeck binnen, de revolver in de hand. Geschrokken vluchtte schoonbroer François Van Ransbeeck naar de keuken. Léon zat hem achterna en eens in de eetkamer, waar verschillende familieleden zaten, schoot hij in het wilde weg. Gelukkig trof hij niemand.

De politie kwam snel ter plaatse en kon Léon Dreissen zonder problemen vatten om hem naar het politiekantoor te begeleiden.

Artikels uit Belgische kranten op 23/8/1934 over een schietincident in Sint-Jans-Molenbeek - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom

Horlogie- en juweelmakerij Van Ransbeeck

Henri Van Ransbeeck, die als jongeman de stiel van horlogemaker had geleerd, had zijn zaak opgericht in 1880 en uitgebouwd tot een succesvolle horlogerie- en juwelierszaak.

Rechts: advertentiebericht uit Het Nieuws van den Dag, 4/10/1908

Een advertentiebericht van horlogemaker en juwelier Henri Van Ransbeeck, 1908 - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom

Léon Dreissen was gehuwd met Natalie Van Ransbeeck, de dochter van Henri. Hoewel Léon werkzaam was als ambtenaar aan het Ministerie van Bruggen en Wegen, was hij ook professioneel betrokken bij de juwelierszaak Van Ransbeeck. Een krantenartikel uit 1908 noemt dhr. Dreissen als juwelier die een reiziger (nu heet dit een ‘vertegenwoordiger’ of ‘account manager’) aangeworven had. Dit bleek achteraf helaas een slechte beslissing, gezien de aangeworven man er met 3 200 fr. aan juwelen ervan door ging…

Vijandschap tussen Dreissen en schoonbroer Van Ransbeeck

Henri Van Ransbeeck was enkele jaren eerder, in februari 1929 overleden. Uit de diverse krantenartikels blijkt dat de erfenis de familierelaties heeft verzuurd. Na het overlijden van Léons schoonvader werden zijn echtgenote en hijzelf door François Van Ransbeeck uit de zaak gekocht voor een bedrag van 200 000 Belgische frank. Omgerekend naar euro en rekening houdend met de inflatie zou dit nu ongeveer 163 000 € zijn. Om een of andere reden vond Léon Dreissen dit onredelijk en voelde hij zich benadeeld of zelfs bedrogen. Hij ging steeds drastischer tekeer om het vermeende onrecht te wreken.

Eerdere veroordeling en opname in gesticht

Het is opmerkelijk dat Léon Dreissen enkele jaren eerder al veroordeeld was om dezelfde reden. Hij was hiervoor gedurende drie jaar opgenomen in een gesticht.

Hij was nog maar net in vrijheid gesteld na zijn internering omwille van het lichtzinnig omspringen met vuurwapens en was al gehaast om opnieuw aan een revolver te geraken. De artsen hadden hem genezen verklaard, maar van de wraakgevoelens naar zijn schoonfamilie was hij nog niet verlost. Omdat hij wegens de wet op vuurwapens in België niet meer aan een revolver geraakte, had hij hiervoor een dagtrip naar Rijsel in Frankrijk gemaakt.

Schieten om schrik aan te jagen?

Wanneer Léon Dreissen aangekomen was in de juwelierszaak en er in het rond schoot, kon François Van Ransbeeck tijdig wegvluchten. Achteraf beweerde Léon dat het niet de bedoeling was te schieten om te treffen, maar enkel om de juwelier schrik aan te jagen. Daarin was hij in ieder geval geslaagd.

Een beroerd onder-onsje

Mevrouw Van Ransbeeck had op het moment van de feiten toevallig vrienden op bezoek. Zij waren net aan het babbelen in de keuken, toen Léon Dreissen met zijn revolver binnenstormde. Gillend stormden ze weg naar achter. Volgens mevrouw Van Ransbeeck had Léon twee keer geschoten toen ze nog in de ruimte waren. Léon zelf verklaarde pas geschoten te hebben nadat ze uit de keuken waren gevlucht.

Lumineuze ingeving

Wat er ook van zij, een vriend des huizes die toevallig getuige was geweest van de eerdere schietpartij en ook op dit moment aanwezig was, had een lumineuze ingeving. Zoekend naar een manier om aan de kogels te ontkomen, viel het hem plots in om kranig op Léon Dreissen toe te stappen, hem joviaal bij de hand te vatten en met een gulhartigheid naar zijn gezondheid te informeren. “Léon, wat een geluk u hier te treffen! Hoe gaat het met u?”, zei de man. Hij stond achteraf verbaasd van zijn beheerste reactie. Léon stond aanvankelijk perplex over de besliste houding van de man, maar liet zich vervolgens zoveel vriendelijkheid welgevallen en … vergat intussen te schieten. “Wie niet sterk is moet slim zijn“, besluit het krantenartikel in Het Nieuwsblad.

“Wie niet sterk is moet slim zijn”

Tibeert de Kater, in het episch dierdicht ‘Reinaert de Vos’

Dankzij de inventieve en koelbloedige reactie van de vriend des huizes, is een groter drama vermeden.

Antiheld

Een kerel, een krankzinnige, een waanzinnige, een onevenwichtige, een revolverheld… Niet meteen flaterende, noch respectvolle bewoordingen. Het gaat nochtans om dezelfde man als de held die samen met zijn broer zijn leven heeft geriskeerd door duizenden Belgische soldaten en hun familieleden hun ongecensureerde post te bezorgen over de grenzen heen. Hij werd geëerd met het Ridderkruis in de Orde van Leopold II.

De krantenartikels vertellen natuurlijk een vrij sensationeel verhaal. Het is ook niet niets, dat iemand zijn schoonfamilie bedreigt met revolverschoten. Het is duidelijk dat het om een buitenproportionele wraakactie gaat van een man die het gevoel van realiteit kwijt lijkt te zijn. Zonder een diagnose te willen stellen, lijkt het om een psychotische reactie van een man die psychologische begeleiding nodig heeft. Maar dit is een bedenking van nu, anno 2023, en niet van toen.

Psychose? PTSD?

Aan het aanwijzen van oorzaken ga ik me helemaal niet wagen, maar spontaan denk ik wel aan oorlogservaringen die Léon Dreissen heeft meegemaakt. Hij zou verre van de enige zijn die mentale problemen had door de traumatische ervaring van de oorlog.

Het is pas tijdens en na de Eerste Wereldoorlog dat men is beginnen in te zien welke zware impact een trauma van een oorlog kan betekenen. Zo was shellshock (of ‘den klop’ zoals men in Vlaanderen dit noemde) een van de eerste benamingen van een psychiatrisch syndroom, als vorm van een posttraumatische stressstoornis (PTSD).

Krankzinnigengesticht

Léon Dreissen bleek al eerder opgenomen geweest te zijn in het krankzinnigengesticht, zoals dat toen heette. Bij de eerdere veroordeling, had men al begrepen dat een andere behandeling nodig was dan een loutere gevangenisstraf.

Van gevangenisstraf naar behandeling

Maar wat deed men er dan in het gesticht? Wat was die behandeling? De geestelijke gezondheidszorg stond in 1934 zo goed als nergens, of op zijn minst in zijn kinderschoenen, in België.

Het is pas na de Eerste Wereldoorlog dat de wil ontstond om de psychiatrische geneeskunde uit te bouwen en meer te investeren in het welzijn van de patiënt. Toch had de aanpak van een ‘gesticht’ veel gelijkenissen met die van een gevangenis of een militaire kazerne. ‘Bewakers’ waren vaak oud-strijders uit de Eerste Wereldoorlog.

Bewakers van het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom
Bewakers van het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem

Het gesticht van Rekem

Het gesticht waar Léon Dreissen heen werd gebracht was het Rijkskrankzinnigengesticht voor misdadige zinnelozen in Rekem. Dat was de officiële naam. In de volksmond gewoon ‘het gesticht’ of ‘het gesticht voor zwakzinnigen’.

Het Rijkskrankzinnigengesticht van Rekem - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom
Het Rijkskrankzinnigengesticht van Rekem, ondergebracht in het oude adellijke kasteel

Het gesticht was gehuisvest in het kasteel van Oud-Rekem dat de adellijke familie d’Aspremont-Lynden verliet in 1778, op de vlucht voor Napoleon. Het kasteel had eerder al als bedelaarskolonie en heropvoedingsgesticht voor jongens gediend. Eind 1920 kreeg het de functie van een psychiatrische instelling, waar in het begin voornamelijk misdadigers toekwamen die ontoerekeningsvatbaar waren verklaard. Echte psychiatrische patiënten vormden maar een derde van de bevolking. Vanaf 1930 werd het een gewone psychiatrische instelling, dus niet langer voor geesteszieke criminelen.

Slaapzaal in het Rijkskrankzinnigengesticht in 1921 - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom
De slaapzaal in het tweede kwartier, 1921

Arbeidstherapie

Qua therapie was de geneeskunde zoekende. Wat aan te vangen met die mensen? Vanuit het heersende nuttigheidsdenken, probeerde men de geïnterneerden die hiertoe instaat werden geacht, een vak te leren of een job te geven. De instelling had een eigen landbouwbedrijf, een slachterij, een schrijnwerkerij, een smidse en slotenmakerij, enz. Het doel was de patiënt op te kalefateren en ze op deze manier een nuttige rol in de maatschappij te laten leveren. Zo geeft de directeur van de instelling, dhr. Ollivier, het ook aan in een interview met Het Laatste Nieuws (26 oktober 1928).

Het beste middel om krankzinnigen schadeloos te maken, is hen in een gezonde atmosfeer en hen door geschikten arbeid bezig te houden.

Dhr. Ollivier, bestuurder van het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem (1928)

Wat zou Léon Dreissen er gedaan hebben? Een administratieve job gezien zijn ervaring bij het ministerie Bruggen en Wegen? Of net iets helemaal anders?

Een dorp in een dorp

Het gesticht leefde als een dorp op zich en was volledig zelfvoorzienend. De bewoners bakten brood in hun bakkerij, ze teelden hun eigen groenten op hun boerderij, enz. Er waren net zoveel werkplaatsen als in een gewoon dorp. De instelling had zelfs zijn eigen munt! Door er te werken verdienden de bewoners een loon, uitbetaald in muntstukken waar ze enkel binnen het gesticht konden betalen. Het had helaas ook een eigen ‘gevangenis’, het zevende kwartier, voor wanneer de bewoners het te bont maakten…

Medicatie

Van medicatie was in die jaren nog geen sprake. Lithium werd pas in 1949 geïntroduceerd. Kalmerende middelen werden pas in 1953 toegediend in Rekem. Er was ten tijde van Léon Dreissen, in de jaren 20 en 30, wel de alom bekende dwangbuis en de isoleercel wanneer de patiënt te gevaarlijk werd, voor zichzelf of anderen.

Dwangbuis van het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom
Dwangbuis

Begraafplaats

Wanneer een patiënt stierf in het gesticht van Rekem, werd hij doorgaans ook begraven op de begraafplaats van de instelling. Vaak was de band met de familie verwaterd of zelfs verbroken en hadden de patiënten nauwelijks contact met de buitenwereld. Het was meestal het gesticht dat de begrafenis helemaal op zich nam.

Door heide overwoekerde begraafplaats van het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem - Illustratie bij blogpost 'Kerel schiet op verscheidene familieleden' - Eva's Boom

Heel even heb ik gedacht (of gevreesd?) dat Léon Dreissen er zou zijn begraven, maar tussen de graven van het kerkhof is zijn naam niet te bespeuren.

Léon Dreissen spoorloos

Het ‘schietincident’ in Molenbeek bracht het spoor van Léon Dreissen naar het Rijkskrankzinnigengesticht in Rekem, maar nadien is hij ‘spoorloos‘. Ik vond voorlopig geen spoor meer terug van wat er nadien met hem is gebeurd.

Hoelang heeft hij sinds 1934 nog in Rekem verbleven? Is hij teruggekeerd naar zijn gezin of niet? In Sint-Martens-Bodegem of toch terug naar Sint-Jans-Molenbeek? Zelfs zijn overlijdensdatum of -plaats ken ik niet.

Waar is onze held of antiheld heen? Dat rest me nog te ontdekken, hoop ik. Wordt vervolgd!

Bronnen

Interessante video’s


Graag een seintje bij een volgend bericht?


%d